Viewfinder was een hopeloze game in een hopeloos jaar
Waarom zijn er amper games die het over klimaat hebben?
In deze rubriek vertellen Gamer.nl-redacteuren over de game die het afgelopen jaar de meeste indruk op ze heeft gemaakt. Vandaag: Arthur met Viewfinder.
2023 was het jaar dat ik moest stoppen met gamen. Maar daarover later meer.
Als games en het klimaat al een relatie hebben, dan is het een ongemakkelijk huwelijk: de game-industrie is behoorlijk vervuilend en initiatieven van grote bedrijven om iets te doen aan hun uitstoot variëren van best creatief tot ordinaire greenwashing. In de meeste games zelf bestaat het onderwerp gewoonweg niet. Spellen spelen zich met grote regelmaat af in uitgestorven werelden en de apocalyps is in games even normaal als het concept ‘maandag’, maar klimaatverandering en de rol van de mens daarin? Hoogst, uiterst, tergend, pijnlijk zeldzaam.
Twee uitzonderingen afgelopen jaar waren Terra Nil en Viewfinder. De eerste is een citybuilder, of eigenlijk eerder het tegenovergestelde: je herstelt het ecosysteem op plekken waar de grond volledig is leeggeslurpt. Ik zou willen dat ik die game had gespeeld, want het klinkt tof en de reviews zijn goed – maar dit jaar ben ik weinig aan gamen toegekomen, waarover zo dus meer.
Cli-fi
Viewfinder heb ik wél gespeeld. De game draait om min of meer hetzelfde concept als Terra Nil: je duikt in het onderzoek van vooraanstaande wetenschappers die jarenlang alles op alles hebben gezet om klimaatverandering terug te draaien. Dat doe je in een zonnige simulatiewereld. De paar momenten die je buiten de simulatie doorbrengt maken meteen duidelijk waarom dat is: door het raam krijg je een duister, dor uitzicht op wat meer lijkt op Mars dan op onze aarde.
Wat je vervolgens doet in Viewfinder is met je fotocamera in de aanslag een reeks puzzels oplossen. Het is Portal meets Polaroid: elke foto is een poort naar een stukje wereld. Je maakt snapshots om hele levels te veranderen, stapt ín de foto en vindt zo een uitweg. Viewfinder is zo’n game die je moet zien om het te snappen, met puzzels die je grijze massa laten zweten. Een goede game, met eigenlijk maar twee minpunten: de irritante voice-over die (gelukkig alleen in de eerste helft) de oren van je kop lult, en het feit dat de game niet véél meer puzzels heeft. Viewfinder is gebouwd op een grandioos concept, maar gemaakt door zo’n klein team dat de mankracht er waarschijnlijk niet was om meer uit alle creatieve ideeën te halen – om er, kortom, een Portal van te maken.
Klimaatverandering is niet meer dan aankleding voor de puzzels. Waar Terra Nil in de kern een klimaatverandering-game is – je draait letterlijk het spoor van vernieling terug dat de mens heeft getrokken – had Viewfinder een totaal ander verhaal kunnen hebben zonder de gameplay ook maar iets te veranderen.
Maar eigenlijk maakt dat geen reet uit. Het feit dát Viewfinder het allerbelangrijkste onderwerp van deze tijd überhaupt erkent is al iets. Het is ‘cli-fi’, climate-fiction. Nu de gevolgen van een opwarmende aarde zichtbaar beginnen te worden, nu we vroeg of laat allemaal te maken krijgen met die gevolgen, nu vervuilende bedrijven nog steeds hun gang mogen gaan en daar zelfs overheidsgeld voor krijgen, blijven games het onderwerp grotendeels negeren. Waarom? Ik snap het verweer van escapisme, maar bij een medium dat van oorlogen naspelen een verdienmodel maakt gaat die vlieger echt niet op. Bovendien: cli-fi hoeft niet alleen maar kommer en kwel te zijn, zie Terra Nil. Games zijn fantaseermachines: ze kunnen van een loodzwaar onderwerp iets moois maken.
Hopeloos
Dat ik hier over Viewfinder schrijf, zegt desondanks meer over mijn jaar dan over het weergaloze gamejaar dat zich de afgelopen twaalf maanden schijnbaar heeft voltrokken. Viewfinder is geenszins de beste game van 2023. Denk ik, althans: ik ben nooit toegekomen aan Baldur’s Gate, Super Mario, Zelda, Alan Wake 2 en A Highland Song. Wel aan Starfield, maar goed, dat was Starfield.
Het was een hopeloos jaar. Politiek (een kabinet liet zichzelf vallen over een verzonnen probleem – en toen kwamen de verkiezingen), humanitair (naast de ene verschrikkelijke oorlog kwam die andere er nog bij – en dat is alleen nog maar in het Westen), maar ook persoonlijk: de vriendin van een van mijn beste vrienden overleed, mijn relatie eindigde en ik raakte overspannen.
Daar kan ik lang en kort over zijn, maar relevant hier is: ik kan niet meer gamen. Plaatsnemen voor een tv met een controller in de hand betekent dat ik bad ga. Het is een fysieke reactie op te veel prikkels, of misschien is het iets anders, ik weet het niet. Het laat zich lastig omschrijven, maar het komt erop neer dat ik halverwege Cocoon – nog zo’n fantastisch spel naar verluidt, gemaakt door een paar van mijn favoriete spellenmakers – heb moeten concluderen dat games op dit moment een no-go zijn. Juist nu ik alle tijd heb, omdat werken er ook even niet in zit.
Viewfinder kwam ergens tussen alle chaos van dit jaar uit. Het was een game waar ik al jaren naar uitkeek, en het is het laatste toffe spel dat ik dit jaar heb uitgespeeld. In een hopeloos jaar was het ook een hopeloze game, over klimaatverandering after the fact, wanneer het al te laat is. De wetenschappers in de game werken aan hoop, om er na jarenlang zwoegen achter te komen dat die er niet is.
©GMRimport
Het is ook een game die uitkwam in een jaar waar zoveel uitkwam dat ie ondersneeuwde. Viewfinder verdient daarom extra aandacht, waarvan akte. Op naar een beter 2024.