De buik vol van openwereldgames
Ik zit dicht tegen een openwereld-burn-out aan. De ene na de andere openwereldgame ‘die je niet mag missen’ komt uit, zelfs binnen franchises die voorheen juist bekendstonden om hun lineaire spelwerelden. In de nabije toekomst wordt die trend hoogstwaarschijnlijk onverminderd doorgezet. Tijd voor een klaagzang van iemand die helemaal geen tijd heeft voor al die openwereldgames.
Afgelopen december speelde ik Halo Infinite, een nieuw deel in een reeks die voorheen weinig met open spelwerelden van doen had. In de eerste paar Halo-games zaten natuurlijk ook uitgestrekte gebieden waarin je lekker kon rondcrossen met je Warthog, maar het waren uiteindelijk vooral lineaire ervaringen waarin je een vooraf bepaald pad richting het volgende level volgde.
Spider-Chief
Halo Infinite biedt daarentegen een daadwerkelijk open spelwereld. En hoewel de hoofdmissies nog steeds erg lineair zijn ontworpen, kun je in de spelwereld gaan en staan waar je maar wil. Bewegen door die wereld is een genot dankzij de grapple hook, waardoor Infinite verrassend genoeg veel wegheeft van sterke first-person Spider-Man-game. Ondanks dat ik mij daardoor met veel plezier over Zeta Halo heb verplaatst, voelde het vaak wel een beetje nutteloos.
Ik heb alle FOB’s en vijandelijke basissen bevrijd, alle doelwitten uitgeschakeld en alle Spartan Cores verzameld. Buiten de endorfine die vrijkwam toen ik de bijbehorende Achievements in beeld zag verschijnen, heeft mij dat verder bar weinig opgeleverd. Ja, een aantal leuke gevechten met de Banished, maar die hadden ook tijdens lineaire missies kunnen plaatsvinden. Hoewel ik mij kostelijk heb vermaakt en de open wereld van Infinite godzijdank niet overdreven groot is, vroeg ik mij achteraf wel af wat het nut ervan was.
Zeg nee tegen tierelantijnen
Na het uitspelen van Halo Infinite vond ik het tijd voor een zogenaamde palate cleanser: even iets compleet anders om mijn game-ervaring mee te resetten. Ik had het van tevoren natuurlijk kunnen weten, maar Forza Horizon 5 bleek daar niet de juiste kandidaat voor. Hoewel ik ook uit deze game veel plezier haal – vooral dankzij de uiterst fijne besturing en prachtige graphics – spelen de Forza Horizon-games zich natuurlijk af in open spelwerelden.
Wederom vraag ik mij tijdens het spelen constant af waarom dat dan is. Is het echt zó leuk om pakweg vijf minuten naar de volgende race te rijden en ondertussen random borden aan de kant van de weg kapot te rammen? Persoonlijk had ik liever een alternatieve versie van de game gezien, waarin verschillende raceparcoursen elkaar op een ouderwetse manier opvolgden. Dat levert een pure ervaring op met de kern van de gameplay nog intact, zonder allerlei extra tierelantijnen of een constant gevoel van keuzestress.
Het houdt niet op
De rest van het jaar volgen er nog veel meer openwereldgames waar ik weer tientallen uren voor moet uittrekken om ze te doorlopen. Alleen al in februari krijg ik het aan de stok met Horizon Forbidden West en Elden Ring, wederom twee spellen die vast uitpuilen van de kwaliteit. Laatstgenoemde komt uit de koker van FromSoftware. Hoewel hun eerdere games alles behalve lineair waren, is het voor het eerst dat ze een volledige open spelwereld neerzetten. Ook zij gaan dus overstag. En later dit jaar verlies ik vast weer honderden uren in Starfield en het vervolg op Zelda: Breath of the Wild.
Ik hoor je denken: wat zeur je nou? Je kunt die spellen toch gewoon niet spelen? Het probleem is dat het hoogstwaarschijnlijk allemaal geweldige games zijn en ik ze dus niet wil missen. Ik denk alleen dat het overgrote deel van die openwereldgames nóg beter zou zijn wanneer ze een kortere, meer gefocuste ervaring zouden bieden. Echt niet elke game hoeft een open spelwereld te bevatten. Alleen maar omdat het kán, wil niet zeggen dat je het als ontwikkelaar ook moet doén.
De rest van het jaar volgen er veel meer openwereldgames waar ik tientallen uren voor moet uittrekken om ze te doorlopen.
-
Episch obstakel
Tegelijkertijd besef ik dat ik vanuit een ivoren toren praat. Als fanatieke gamer en redacteur voor een gamesite speel ik bijna elk jaar tientallen games. Ik verdien genoeg om er veel te kopen en krijg zo nu en dan ook een gratis code toegereikt. Veel games thuis hebben liggen betekent ook dat je altijd uitkijkt naar het volgende spel op die stapel. Een openwereldgame is dan soms niet een epische ervaring, maar een episch obstakel.
Vergelijk dat met iemand die om wat voor reden dan ook – een hand op de knip of een druk gezinsleven bijvoorbeeld – maar een paar games per jaar koopt. Voor die persoon kan een openwereldgame waarin je letterlijk honderd of meer uren in kunt steken juist het perfecte product zijn. Wanneer die persoon Assassin’s Creed Valhalla koopt, is hij of zij meteen een halfjaar of langer zoet. Over waar voor je geld gesproken!
Koppijn van kaarten
Ik pleit er ook niet voor openwereldgames compleet af te schaffen. Ik hoop alleen maar dat de game-industrie er niet te ver in doorschiet. Er zijn genoeg liefhebbers van gefocuste ervaringen, verhalen die een uur of vijftien à twintig duren alvorens de aftiteling over het scherm rolt. Vergeet die gamers alsjeblieft ook niet voordat elke game niets meer is dan een verzameling icoontjes op een gigantische kaart.
Elke zaterdag verschijnt er een column op Gamer.nl die (meestal) ingaat op actuele gebeurtenissen. Lees ook: